Dat grote voedingswinkels van meer dan 400 vierkante meter sinds 1 april geen tabaksproducten meer mogen verkopen en kleinere voedingswinkels van minder dan 400 vierkante meter nog wel, is discriminerend en daarom "ongrondwettig". Dat oordeelt het Grondwettelijk Hof. Het Hof geeft de wetgever wel tot einde 2026 de tijd om met nieuwe regeling te komen.
In 2024 keurde de Kamer het wetsontwerp van minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke goed dat de verkoop van tabak wilde beperken door het aantal verkooppunten in ons land terug te dringen. Zo kwam er vanaf april 2025 een verbod op de verkoop van tabak in voedingswinkels van meer dan 400 vierkante meter. Voor kleinere voedingswinkels van minder dan 400 vierkante meter kwamen er wel extra voorwaarden, maar geen verbod.
Volgens het Hof is het "niet redelijk verantwoord" een onderscheid te maken op basis van de oppervlakte van de winkel. "De oppervlakte van een voedingswinkel houdt geen verband met de gezondheidsrisico's van tabaksproducten en het is niet aangetoond dat die voedingswinkels een ander publiek zouden aantrekken dat minder vatbaar is voor die gezondheidsrisico's", luidt het.
Volgens het Hof blijkt ook niet "dat kleine voedingswinkels bijzonder zouden worden benadeeld door een algemeen tabaksverkoopverbod". "Het is eerder het onderscheid tussen voedingswinkels dat tot concurrentievervalsing kan leiden", luidt het oordeel.
Het Hof handhaaft wel de gevolgen van de bestreden bepaling tot eind 2026. Op die manier kan de wetgever "de ongrondwettigheid verhelpen en wordt de bijkomende bescherming van de volksgezondheid die de vernietigde bepaling biedt, niet in het gedrang gebracht.
Andere bepalingen uit de tabakswet die ook werden aangevochten, zoals het verbod op het uitstallen van tabaksproducten in verkooppunten of de verplichting voor verkopers om het identiteitsbewijs te vragen aan al wie tabaksproducten wil kopen en jonger lijkt dan 25 jaar, blijven overeind. De beroepen tegen die bepalingen werden verworpen.
