
Het systeem van duaal leren heeft te kampen met een beperkte instroom en een hoge mate van vroegtijdige schooluitval. Dat blijkt uit een studie van onderwijseconomen Kristof De Witte en Dieter Verhaest van de KU Leuven.
Bij duaal leren kunnen scholieren in het secundair onderwijs een deel van hun opleiding op de werkvloer volgen. De eerste proefprojecten in Vlaanderen gingen van start in 2016. Volgens de onderzoekers heeft het systeem potentie voor jongeren die schoolmoe zijn, maar wel nog willen leren. De huidige implementatie is echter problematisch.
Vorig schooljaar zaten slechts 11.000 leerlingen in het systeem. Dat is 6,6 procent van de potentiële doelgroep: de tweede en derde graad in de ¬arbeidsmarkt- of dubbele finaliteit.
Volgens de onderwijseconomen legt het huidige systeem te veel focus op sterke leerlingen en is er te veel standaardisatie. Dat heeft er volgens hen wellicht voor gezorgd dat kwetsbare leerlingen en bepaalde doelgroepen moeilijker hun weg vinden in duaal leren.
Ze raden aan om meer te gaan differentiëren. Scholen moeten leertrajecten kunnen aanbieden die specifiek gericht zijn op kwetsbare leerlingen en leerlingen zonder specifieke voorkennis. De certificaten zouden ook moeten worden afgestemd op de opleidingen voor volwassenen, zodat leerlingen die uitvallen eventueel later hun opleiding nog kunnen afwerken.
Daarnaast moet er meer ondersteuning komen op de werkplek. Kmo's hebben nu vaak moeite om te voldoen aan de eisen voor begeleiding en de administratie. Ook bij de ouders moet er iets veranderen. Zij hebben nu vaak een minder positief beeld. Door infodagen en workshops te organiseren, kan dat beeld worden bijgesteld, stellen de onderwijseconomen.
- - -
Dit artikel komt uit de NSZ-nieuwsbrief van 17 juli 2025.
Wil je ons magazine ontvangen en gebruik maken van onze andere diensten? Word nu lid!